"Ah but what can a poor boy do" is losjes gebaseerd op mijn studententijd en de niet aflatende lokroep van het warme zuideuropese asfalt. Een fragment:
De eerste middag stond ik te verlummelen bij Roosendaal. Automobilisten bleven me maar gebaren maken die ik niet begreep. Het bord Antwerpen was er wel, maar geen hond die die kant op reed. Ik stond daar in de zomergroene berm, tegenover een rij nieuwbouwhuizen, waar nieuwbouwvrouwen in hun nieuwbouwonkruid wiedden. Uiteindelijk riep er één iets onverstaanbaars mijn kant uit. Ik kwam haar kant op, zij liep op me af aan de andere kant van het slootje dat de weg van de wijk scheidde.
"Je staat fout. Je moet eerst naar Breda!"
"Maar dat bord Antwerpen hier dan?"
"Ah wel nee, da's enkel voor camions, voor de haven." Ze keek afkeurend aan, met ook iets van een perverse nieuwsgierigheid: "Waar ga je heen?"
"Nou, ik wou naar Frankrijk, maar..."
Ze lachte spottend: "Ah... dan zou ik maar voortmaken as ik jou was!" Veel ouder dan mij kon ze niet zijn, Madammeke Krulspeld. Haar leven lag al vast, en dit slootje tussen ons vormde de begrenzing van haar territorium. Zolang ik maar niet aan de foute kant eindig, dacht ik.
Binnen een mum van tijd was ik in Breda, dankzij een stille man in een oude Renault bestel. Hij gaf me de tip om bij een groot tankstation eens wat vrachtwagens te benaderen. De meesten gingen minimaal tot Parijs, en volgens hem zaten er ook wel eens Spaanse of Italiaanse trucks tussen. En daar zette hij me af. Op de parking stonden zeker wel 20 grote trucks opgesteld. Hoopvol liep ik die kant uit. Sommige chauffeurs lagen een uiltje te knappen in hun cabine, anderen stonden in kleine groepjes te keuvelen. Ik keek naar die grote stoffige kilometervreters, de enorme wielen die tot mijn schouders reikten, de grote laadbakken en de hoge, veilige cabines. Deze mannen leefden het ware leven, deze mannen stonden nooit stil.
Ik benaderde twee chauffeurs, maar beiden deden ze alsof ze me niet hoorden. Ik liep op een ander groepje af, maar daar werd ik afgebekt. "Allez, we hebben het druk zat. Val iemand anders lastig." Ik besloot mijn geluk maar even af te wachten en ging een groot restaurant in, voor tenminste één bak koffie; als ik dan toch de hele middag afgesnauwd zou gaan worden, kon ik me maar beter vast wat moed indrinken.
Daar, in Relais De Gulden Hoeve, werkte het meest sexy meisje dat ik tot dan toe in levende lijve had gezien. Ze had een zwart serveersterspakje aan, met wit kant afgezet en oh wat zat het strak. Als een tweede huid, vleiend meeplooiend bij iedere beweging van haar lichaam. Haar rokje kwam nog niet eens halverwege haar dijen, haar lange soepele benen zaten verpakt in een zwarte panty. Wop-bop-a-lula, fishnet stockings. Ze had een stralend, maagdelijk onschuldig gezicht, twee reebruine ogen, lieve opgestoken krulletjes en een rose pruilmondje dat zei: "Da's dan één gulden viefentaggig, asteblief." Met open mond gaf ik haar het geld en moest even zitten. Ik vond een kuipstoeltje aan de bar van plastic eikenhout en probeerde niet te kijken naar wat ik maar al te graag wilde zien: een combinatie van onschuldig wicht en wilde kat, het ene moment lief lachend, het volgende moment luid vloekend achter het aftandse espresso-apparaat.
Er vroeg iemand om een bier. Ik keek opzij. James Dean stond naast me. Zijn linkerhand, op weg naar de sigaret achter zijn oor, crawlde door de brillantine, zijn ogen spiedden in het rond en bleven op mij rusten. "Ze heet Roosje."
"Dat dacht ik al", mompelde ik. Mijn slapen bonkten ervan. "Je komt hier vaker?"
"Ach... niet meer dan drie-, viermaal per jaar. Maar als ik hierlangs rij, is het vaste prik." Hij nam me scherp op. "Lifter?"
"Ja. Maar het schiet niet echt op."
"Waar moet je heen?"
"Italië.”
Het bleef even stil. “Richting Frankrijk eerst maar", voegde ik toe.
Weer die scherpe, nauwe ogen. "Ik ben op weg naar Nice. Je kan mee als je wilt. Ik kan wel iemand gebruiken om me wakker te houden. Roos, nog een bier, voor mijn vriend hier."
James Dean was in werkelijkheid de negenentwintigjarige Auke Dieksma, en dat was een naam die absoluut niet bij hem paste. Het leek zelfs wel alsof alles wat hij zei en deed erop gericht was te weerleggen dat hij een Auke Dieksma was. Van beroep was hij oorspronkelijk leraar aan een basisschool in Sliedrecht, maar op het moment deed hij "iets in de autobranche." Hij was op weg naar Nice "om een wilde Italiaanse te ontmoeten en er vier weken mee langs de Middellandse Zee te scheuren". Hij hoorde me uit over mijn vakantieplannen. Ik maakte ze niet mooier dan ze waren. Auke grinnikte goedkeurend. "Kom makker, ik laat je mijn bolide zien. Binnen 12 uur zitten we in Nice."
"Je wilt de hele nacht doorrijden?"
"Tuurlijk. We hebben een auto, een hoop goeie muziek en een heleboel te vertellen. Drink je glas leeg!"
Ik kreeg geen tijd om van de verbazing te bekomen ik kon alleen maar stilletjes “Wow!” tegen mezelf zeggen. Op mijn eerste dag was ik beland waar ik had willen belanden – in de Europese versie van On The Road! Dean Moriarty had me zojuist opgepikt voor onze zoveelste trip in zijn zoveelste opgelapte ouwe bak. En die bak stelde me niet teleur. Het was zo'n prachtige DS 19, een snoekebek van het zuiverste water, zo één die statig voortschrijdt over het asfalt, een glimmend zwart De Gaulle-mobiel. Auke zag me kijken en glom nog heviger dan het chroom. "Hij bevalt je, nietwaar?"
"Shit, ja."
"Zelf opgeknapt. In Frankrijk op de kop getikt. De dealer zei dat dit de kar is waarin De Gaulle beschoten is. Hier, kijk maar: kogelgaten."
Inderdaad zaten er wat butsen in één van de deuren, alhoewel ik het vermoeden had dat Auke ze er persoonlijk had ingeslagen. Maar wat zou dat? Ik ging rechtstreeks naar Nice, en de rit zou zeker geen saaie worden.
Zodra we goed en wel op de snelweg zaten stak Auke’s van wal: "Makker, het is fantastisch dat ik je hier ontmoet heb. Ik sta werkelijk op scherp om je een verhaal te vertellen zoals je dat van je leven nog niet gehoord hebt, en..."
"Wat voor verhaal?"
"Ja, wacht nou, onderbreek me nou niet, dit is zo'n idiote situatie, ik bedoel, ik zei je al, ik ben op weg naar die Italiaanse. Ik zal je vertellen hoe ik haar ontmoet heb. Het is echt een liftverhaal, echt een verhaal voor jou dus. Bovendien, op deze wegen hier is het allemaal gebeurd. Je moet het echt horen, en onthouden. Schrijf het maar op of zo. Of hier, hier heb je mijn dictafoon. Bandjes zat, tijd zat. Rij je?"
"Nee."
"Shit. OK, never mind, ik lul wel door. We laten de tapes lopen, we stoppen af en toe, ik heb nog 24 uur voordat ik Mariagrazia terugzie. Geen probleem makker!"
Op die manier praatte hij. Ik weet dat zo goed, omdat ik hier inderdaad de bandjes voor me heb liggen, met daarop een hoop autolawaai, daar doorheen een continue stroom aan Captain Beefheart, Zappa, Kinks en Hendrix, gegrinnik van mijn kant en boven alles uit de stem van Auke. Hij deed zijn best het verhaal zo goed mogelijk te vertellen. Het leek af en toe wel alsof hij het eerst op papier had gezet en het daarna uit zijn hoofd had geleerd, zulke volzinnen maakte hij soms. Even boven Antwerpen ging het bandje lopen en schraapte Auke zijn keel.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten